De apentest

In 2 kooitjes vlak naast elkaar zitten 2 aapjes. Ze kunnen elkaar goed zien. Beide aapjes krijgen in hun kooi een hendeltje gemonteerd. Wanneer ze op dat hendeltje drukken dan krijgen ze een rozijntje. Dat is mooi, want ze vinden het een leuk kunstje en, niet onbelangrijk, ze vinden de rozijntjes erg lekker.

Op zeker moment drukt het ene aapje weer op het hendeltje, maar nu verschijnt er een stukje komkommer. Aapje helemaal blij. Het andere aapje gaat snel naar zijn eigen hendeltje en daar verschijnt weer het rozijntje. Geen komkommer zoals bij het ene aapje. Aapje gooit woest het rozijntje weg!

Wat leren we hier uit?

  • Het rozijntje wat altijd zo lekker was is plotseling smerig, of
  • Het aapje heeft een verwachting die uitdraait in een teleurstelling, of
  • Ik wil ook wat hij heeft, of
  • ………….

Nu denk ik zo maar dat apen verdacht veel op mensen lijken.  En kan daardoor met een beetje fantasie bedenken hoe dit met mensen gaat. En dan denk ik vooral: Iets wat altijd lekker of goed was is dat plotseling niet meer zodra je ziet dat een ander iets krijgt wat nog beter is.

De buurman een grotere auto, ik ook. Iemand aan tafel die iets nog lekkerders krijgt, ik ook. Hij meer salaris, ik ook.  Nu gebeurt dat direct in mijn gezichtsveld. En gelukkig zie ik niet alles.  Maar stel nu eens dat ik wel alles zie. Ik ben een boer in Afrika en ik heb 100 koeien. Via m’n mobiele internet zie ik de rijkdom in Europa. Ik besluit 50 koeien te verkopen en met de opbrengst van die verkoop richting de kanaaltunnel te gaan. Daar probeer ik dag in dag uit, ook ’s nachts, naar Engeland te komen.

Beide verhalen zijn echt. De test is uitgevoerd en de boer is geïnterviewd bij de kanaaltunnel. Beide waren gelukkig…………

Hoe kunnen we dit voorkomen?  Willen we dit voorkomen?

Ik ben erg benieuwd naar jullie reacties?

Dank

Rob Franse, 9 augustus 2015

Voor altijd leerling ?!

“When the pupil is ready, the master will apear”. En het geheim van dat zinnetje zit ‘m in de leerling die er wel of niet voor klaar is. De meester is er eigenlijk altijd wel, in welke vorm dan ook. Bijvoorbeeld in de vorm van fantastische boeken. Waarbij het dan wel heel prettig is wanneer je dat met een eveneens geïnteresseerde kunt bespreken.

Het boek wat ik nu aan het lezen ben heet:  “De algehele geschiedenis van het denken, of het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst”. André Klukhuhn beschrijft in 1085 bladzijden, niet chronologisch maar slim geordend, de filosofie als het fantastische bindmiddel tussen wetenschap en kunst. En het verveelt geen seconde! Ik ben pas op bladzijde 83, maar nu al gegrepen doordat hij op een vlotte manier orde schept in zaken die ik vaak best wel wist, maar welke door de aangebrachte ordening veel meer betekenis krijgen.  Als er iets is, wat me nu nog meer dan voorheen duidelijk is geworden, dan is het wel dat er meerdere waarheden zijn. En dat wij als mensen vaak meer dan onbeholpen zijn in het omgaan met meerdere waarheden. En dat geldt niet alleen voor politici J.

Het gaf mij precies het laatste zetje om de introductie een aanleiding, een half jaar nadat ik er mee gestart ben, te herschrijven.

Wat mij het meest verbaast bij het aangeboden krijgen van zo’n boek, in dit geval door een goede vriend, is “waarom lees ik dit boek nu pas?”. Het bestaat immers al eventjes en het geeft antwoord op een aantal vragen die ik al een tijd heb. Iets waarvoor ik al enige tijd interesse heb.  Had ik eerder gewoon geen tijd? Stond ik er niet voor open? Lagen m’n prioriteiten anders? Of was het selectieve blindheid? Hoeveel plezier en nut voor m’n functioneren als mens had dit boek kunnen hebben wanneer ik dit op de middelbare school had gelezen? Of op m’n 35e? Heel veel denk ik, als ik het ook echt met interesse had gelezen. En daar zit nu net de crux. Er waren destijds meerdere redenen om dit soort boeken niet te lezen. De belangrijkste waren waarschijnlijk dat basketball respectievelijk scoren op m’n werk veel stoerdere zaken  waren dan lezen. Ofschoon ik niet uitsluit dat het door ouders en leraren verplicht stellen van lezen en het lezen voor rapportcijfers minstens zoveel weerstand opriep. Op die leeftijd speelden, in ieder geval bij mij, testosteron en adrenaline de hoofdrol.

Nu ik er over nadenk vind ik het ook bizar dat je geacht wordt algemene kennis tot je te nemen zolang je “op school zit”, precies op het moment dat testosteron daarbij gigantisch in de weg zit, maar dat het daarna, in onze huidige maatschappij, nauwelijks meer belangrijk lijkt te zijn. Geen werkgever of overheid, een enkele situatie daargelaten, die je daarvoor zelfs maar de ruimte biedt. Andersom is minstens zo vreemd: Nu ik de rust en de interesse heb om dit soort informatie tot me te nemen zijn werkgevers niet meer in me geïnteresseerd…… Nog erger: Veel leidinggevenden, meestal geen leiders maar managers op weg naar de pot met goud, zullen zich wellicht richting hun 60e afvragen of ze niet veel beter gefunctioneerd hadden als ze………Helaas, te laat!

Voor altijd leerling, jawel. Nu vind ik het fantastisch. Maar toen ik 18 was? Plotseling moet ik denken aan m’n neef van 18. Het is zo herkenbaar. Misschien zit een deel van het geheim wel in het feit dat ik nu niet alleen leerling ben, maar ook meester. En op m’n 18e was ik alleen maar leerling. Maar zo voelde ik me niet! En zo werd er al helemaal niet met me omgegaan. Of ik dat nu begrijp? Of ik nu m’n neef begrijp?

Kortom: Blijven leren. Maar wel op het juiste moment. Maar wat het juiste moment is? Precies: Er zijn meerdere waarheden.

Rob Franse, 7 augustus 2015