Voor altijd leerling ?!

“When the pupil is ready, the master will apear”. En het geheim van dat zinnetje zit ‘m in de leerling die er wel of niet voor klaar is. De meester is er eigenlijk altijd wel, in welke vorm dan ook. Bijvoorbeeld in de vorm van fantastische boeken. Waarbij het dan wel heel prettig is wanneer je dat met een eveneens geïnteresseerde kunt bespreken.

Het boek wat ik nu aan het lezen ben heet:  “De algehele geschiedenis van het denken, of het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst”. André Klukhuhn beschrijft in 1085 bladzijden, niet chronologisch maar slim geordend, de filosofie als het fantastische bindmiddel tussen wetenschap en kunst. En het verveelt geen seconde! Ik ben pas op bladzijde 83, maar nu al gegrepen doordat hij op een vlotte manier orde schept in zaken die ik vaak best wel wist, maar welke door de aangebrachte ordening veel meer betekenis krijgen.  Als er iets is, wat me nu nog meer dan voorheen duidelijk is geworden, dan is het wel dat er meerdere waarheden zijn. En dat wij als mensen vaak meer dan onbeholpen zijn in het omgaan met meerdere waarheden. En dat geldt niet alleen voor politici J.

Het gaf mij precies het laatste zetje om de introductie een aanleiding, een half jaar nadat ik er mee gestart ben, te herschrijven.

Wat mij het meest verbaast bij het aangeboden krijgen van zo’n boek, in dit geval door een goede vriend, is “waarom lees ik dit boek nu pas?”. Het bestaat immers al eventjes en het geeft antwoord op een aantal vragen die ik al een tijd heb. Iets waarvoor ik al enige tijd interesse heb.  Had ik eerder gewoon geen tijd? Stond ik er niet voor open? Lagen m’n prioriteiten anders? Of was het selectieve blindheid? Hoeveel plezier en nut voor m’n functioneren als mens had dit boek kunnen hebben wanneer ik dit op de middelbare school had gelezen? Of op m’n 35e? Heel veel denk ik, als ik het ook echt met interesse had gelezen. En daar zit nu net de crux. Er waren destijds meerdere redenen om dit soort boeken niet te lezen. De belangrijkste waren waarschijnlijk dat basketball respectievelijk scoren op m’n werk veel stoerdere zaken  waren dan lezen. Ofschoon ik niet uitsluit dat het door ouders en leraren verplicht stellen van lezen en het lezen voor rapportcijfers minstens zoveel weerstand opriep. Op die leeftijd speelden, in ieder geval bij mij, testosteron en adrenaline de hoofdrol.

Nu ik er over nadenk vind ik het ook bizar dat je geacht wordt algemene kennis tot je te nemen zolang je “op school zit”, precies op het moment dat testosteron daarbij gigantisch in de weg zit, maar dat het daarna, in onze huidige maatschappij, nauwelijks meer belangrijk lijkt te zijn. Geen werkgever of overheid, een enkele situatie daargelaten, die je daarvoor zelfs maar de ruimte biedt. Andersom is minstens zo vreemd: Nu ik de rust en de interesse heb om dit soort informatie tot me te nemen zijn werkgevers niet meer in me geïnteresseerd…… Nog erger: Veel leidinggevenden, meestal geen leiders maar managers op weg naar de pot met goud, zullen zich wellicht richting hun 60e afvragen of ze niet veel beter gefunctioneerd hadden als ze………Helaas, te laat!

Voor altijd leerling, jawel. Nu vind ik het fantastisch. Maar toen ik 18 was? Plotseling moet ik denken aan m’n neef van 18. Het is zo herkenbaar. Misschien zit een deel van het geheim wel in het feit dat ik nu niet alleen leerling ben, maar ook meester. En op m’n 18e was ik alleen maar leerling. Maar zo voelde ik me niet! En zo werd er al helemaal niet met me omgegaan. Of ik dat nu begrijp? Of ik nu m’n neef begrijp?

Kortom: Blijven leren. Maar wel op het juiste moment. Maar wat het juiste moment is? Precies: Er zijn meerdere waarheden.

Rob Franse, 7 augustus 2015

 

Ontplooiing of aanpassing?

Heerlijk. Ik heb afgelopen week weer veel gelezen en geluisterd. Hoogtepunt was het boek “De tranen van Nietzsche” van Irvin Yalom. Door al dat lezen en luisteren begin ik daadwerkelijk meer te begrijpen van de manier waarop individuele mensen denken, zich gedragen en zich ontwikkelen. En hoe dat vaak gebonden is aan hun “toevallige” omgeving. Tegelijkertijd zie ik, mede daar door, steeds minder goed voor me hoe grote groepen mensen goed en prettig kunnen samenleven en werken.

Vandaar mijn vraag: Gaat het nu om ontplooiing of om aanpassing? Of is het een combinatie van beide? En wat is dat dan, ontplooiing? En hoe ver moet je gaan met aanpassen?

Jazeker, ik ben een enorm voorstander van zich ontplooiende mensen. Ik krijg echter stellig de indruk dat veel mensen zichzelf (en hun kinderen) ontplooien door “iets te vinden”. En dan vooral iets te vinden zonder zich ergens eerst in te verdiepen door te lezen, te luisteren en je mening te toetsen. Een ontplooiing die dan al snel de richting krijgt van “zo past het mij het best, is het voor mij het makkelijkste, etc.”. Zo’n vorm van ontwikkeling zal, denk ik, vaak leiden tot egocentrisme en tot het je richten op die dingen die jij leuk en belangrijk vindt. Ik bespeur een vorm van hobbyisme.

Is dat erg? Misschien. Brengt het je op een punt dat je goed kunt samenleven met anderen? En/of werk kunt uitoefenen waardoor je in je behoeften kunt voorzien? Dat wordt denk ik al moeilijker.  Plat gemaakt zou je de vraag kunnen stellen: Wordt je gelukkiger van zelfontplooiing die je vervolgens in de weg zit om goed te kunnen samenleven met anderen (van samenwonen tot kinderen goed opvoeden) en een baan in te kunnen vullen zonder je steeds af te vragen “Vind ik dit wel leuk? Past dit wel bij me?”

En ik heb het antwoord op die vraag stomweg niet. Misschien moet een deel van het antwoord wel beginnen met “kun je het je permitteren” om (volledig) tot zelfontplooiing te komen? En moet een ander deel van het antwoord zijn: Zorg dat je je tijdig voldoende ontplooit om goed deel te kunnen nemen aan deze maatschappij. Weet daarbij dat vele grote denkers somber aan hun einde zijn gekomen. Weet dat oprecht aanpassingsvermogen je in ieder geval een gemakkelijker leven oplevert.

Misschien zit er toch wel iets in het credo: Verwonderen ->Verdiepen ->Samen (!) -> Bouwen -> Genieten.

Een mens blijft hoe dan ook een bijzonder ding. En (veel) mensen samen zijn meer dan bijzondere dingen. En aangezien we nog steeds een groeiende wereldbevolking hebben en een haperende economie, zeker voor wat betreft werkgelegenheid, mag je je afvragen of Darwin toch niet gelijk had met z’n idee dat het sterkste beest diegene is die zich het beste kan aanpassen.

Waarschijnlijk hebben jullie hetzelfde probleem als ik: Ik wil me namelijk niet (altijd) aanpassen J.

Blijf je verwonderen!

 

Rob Franse, 1 augustus 2015