Kerstverhaal 2017: De eenzame kerstman.

Daar liep ik dan als eenzame kerstman. Muts op m’n kop, laarzen aan, 3 maanden niet geschoren en een zware zak over de schouder. Het was 24 december en ik had besloten om me 3 dagen lang onder de mensen te begeven. Ze hoefden me niet te zien maar het mocht wel. Als ik hen maar zag. En de lichtjes; vooral de lichtjes. Maandenlang werd het iedere dag donkerder en donkerder, maar een paar dagen geleden begon het eindelijk voor het eerst weer iets langer licht te worden. En dat wilde ik vieren. Ik wilde weer ‘onder de mensen zijn’. Maar hoe doe je dat? Waarom zouden mensen de deur van hun warme huis openen voor een man met een grote baard? Ik besloot het er niet op aan te laten komen en ging stomweg de huizen langs. Ik had pakjes bij me. Mogelijke geschenken voor wie daar belangstelling voor had. Ik had maanden de tijd gehad om lekkere en mooie dingen te maken en wilde dat ook wel delen.

Er was geen mens op straat maar achter vele ramen zag ik licht branden. Soms zag ik zelfs beweging van mensen die daar moesten wonen. Logisch ook wel dat ze de duisternis buiten sloten. Lekker warm bij de haard. ‘Zou er achter ieder verlicht raam één iemand zitten of zouden ze met meer zijn?’ Ik besloot om hier en daar stiekem naar binnen te kijken. Bij het eerste huis zag ik een familie om tafel zitten. Het zag er gezellig uit maar kennelijk was er toch iets aan de hand. Ín de hand beter gezegd. In iedere hand zag ik een oplichtend schermpje wat kennelijk alle aandacht nodig had.

Na 2 donkere huizen kwam ik bij een huis waar ik een vrouw van middelbare leeftijd in joggingpak weggedoken zag zitten in de hoek van een bank. Zo te zien had ze een druk sociaal leven. Ze had in ieder geval 2 schermen aan staan waar veel geluid uit kwam en ze had een derde scherm onder handbereik. De enorme zak chips deed vermoeden dat er wellicht gerekend werd op meer mensen.

Uit het huis daarnaast kwam veel geluid. ‘Ieder jaar weer die stomme broer van jou met z’n achterlijke grappen’. ‘Nee, van jouw moeder word ik blij; het is niet goed of het deugt niet’. Ik zie zeker 14 mensen bij elkaar en zo te zien gaan ze samen eten. Kennelijk is deze maaltijd een verplichting want niemand lijkt er echt zin in te hebben.

Hé, daar komt een auto aan. Een feestelijk gekleed gezin stapt uit. Ik hoor de moeder nog net roepen ‘Dit is echt de laatste keer dat we die rot reis naar die stomme familie van jou maken. En die doorgegaarde kalkoen ben ik ook zó zat’. Ze stappen een uitbundig verlichte tuin in en weten vlak onder een enorme kerstkrans nog net de deurbel te vinden. ‘Stom gedoe’, hoor ik de zoon tegen de dochter zeggen. ‘En dan mag ik tijdens het eten ook al niet op m’n schermpje kijken’.

Het meisje blijft iets achter en ik besluit haar, voorzichtig en zachtjes, aan te spreken. ‘Meisje’ roep ik. Ze schrikt zichtbaar van me maar dat verbaast me niet echt. Ze zou natuurlijk zo maar kunnen denken dat ik een overgebleven sinterklaas ben. Of gewoon een oude man waar zoveel over te doen is op haar schermpje; iets met #metoo of zo. ‘Ik wil je niet laten schrikken en ik zal hier blijven staan maar ik wil je wel graag iets vragen’. Iets doet het meisje besluiten om me toch even aan te horen. ‘Wat is er vanavond aan de hand? Ik zie overal mooie huizen met mooie verlichting en vaak ook versiering, tot in de bomen aan toe, maar ik zie niemand blij lachen’. Het meisje haalt schamper haar schouders op en zegt dat er ook niets om te lachen is. ‘Maar waarom is alles dan verlicht en versierd en waarom zijn veel mensen zo mooi aangekleed?’ Het meisje, niet op haar mondje gevallen zoals dat zo vaak is bij meisjes, zegt direct ‘omdat dat moet met kerst’. ‘Kerst?’ zeg ik. ‘Ja zegt het meisje, dat is dat feest dat je verplicht bij elkaar bent en dan roept dat het zo gezellig is en dat alles zo lekker smaakt, maar waarvan ik weet dat pappa en mamma dan hartstikke jokken en dat doen omdat oma anders boos wordt’.

Ik knik naar het meisje en vervolg m’n weg. Ik geloof niet dat ik het snap. Ik ben dan wel eenzaam maar ik ben wél blij. Ik ben blij omdat het vanaf 3 dagen geleden iedere dag weer wat lichter wordt en dat straks de natuur weer terug komt en en en… Nou, in ieder geval wil ik dat vieren. Ik kijk nu met een andere blik naar de verschillende huizen en probeer me voor te stellen wat zich daar achter al die ruiten afspeelt. Op dat moment valt mijn oog op een groot gebouw met een toren. Dichterbij gekomen blijkt de deur open te staan zodat ik mee kan kijken en luisteren. De vele mensen luisteren aandachtig naar een verhaal. Het lijkt ook iets te maken te hebben met de terugkeer van het licht, maar het is toch net iets anders. En zo te zien is het ernstig.

‘Is er dan niemand die blij is dat het weer lichter wordt? Dat het ergste duister voorbij is?’ denk ik. Zeulend met m’n zak met lekkers en cadeautjes en kijkend naar alle versiering die toch ergens voor moet dienen ontwaar ik op een wat afgelegen terrein een vuurtje. Er zitten mensen omheen. Vreemd genoeg zijn deze mensen helemaal niet feestelijk gekleed. Bij mijn nadering hoor ik iemand van die groep roepen ‘Kijk nou eens, de kerstman! Ben jij niet verdwaald?’ Ik antwoord dat dit misschien wel het geval is en leg uit waarnaar ik op zoek ben waarop een van de mensen (geen mannen of vrouwen want we zijn nu eenmaal gender neutraal) me zegt dat zij ook blij zijn dat het weer wat lichter gaat worden omdat het dan uiteindelijk ook weer wat warmer wordt. Maar een feestje……

Ik besluit even te gaan zitten. Na een minuutje zeg ik tegen de groep in het algemeen ‘Het is raar, ik heb allemaal mensen gezien in blije huizen die niet blij zijn en nu kom ik jullie tegen in jullie niet blije omgeving en jullie zeggen dat jullie blij zijn wat ik dan weer niet zie’. Het blijft lang stil tot een wat oudere vrouw het woord neemt. ‘Blije huizen zijn nep. Het gaat er om wat er binnenin gebeurt. De mensen daarbinnen zijn al zo lang gewend aan al hun luxe dat ze heel eenzaam zijn geworden en geen idee meer hebben wat ze waarom vieren. Het enige wat ze zeker weten is dat het moet’. Een wat jongere man wiens ouders zichtbaar niet in Europa zijn geboren (want allochtoon mag je niet meer zeggen) vult aan dat al die blije-huizen-mensen net zo eenzaam zijn als zij en dat ze met kerst proberen de eenzaamheid te verdrijven. Dat schijnt te moeten van hun geloof-in-niet.

Inmiddels begrijp ik nu dat er een zogenaamd moet-feest is waar je samen eenzaam kunt zijn. Maar dat het ook mogelijk is om alleen eenzaam te zijn maar dat je dan zielig bent. Daar zit ik dan met m’n baard, muts en zak. En maar denken dat al die versiering en vooral al die lichtjes bedoeld waren om samen te vieren dat het licht terugkeert.

Boven me in de boom is zojuist een uil ontwaakt. Hij kijkt ons mistroostig aan en overziet het geheel. ’Ik hoorde wat je zei kerstman. Je kunt het ook niet snappen want ze snappen het zelf niet’. Inmiddels blijkt het meisje van eerder die avond een eindje achter me te staan. Ze lijkt ons te filmen. ‘Waarom film je ons, meisje?’. Het meisje zegt dat meisjes dat nou eenmaal doen zodat ze iets kunnen delen met anderen. ‘Wat deel je dan meisje?’ Het meisje weet het niet goed maar filmt voor de zekerheid wel door.

‘Merkwaardig’ denk ik. Ik schijn hier de enige te zijn die er echt een feest van wil maken. Alle anderen hebben een verplicht feestje samen, wat helemaal geen feest is. Of ze zijn helemaal alleen wat al helemaal geen feest is. En dat stelletje hier om het vuur lukt het ook al niet om er een feest van te maken.

Dan krijg ik een helder moment. Ik open de zak waarmee ik zo gezeuld heb. Zonder iets te zeggen begin ik lekkers en cadeautjes uit te delen. En plotseling is iedereen blij. Er komen ook steeds meer mensen bij. ‘Natuurlijk’, zegt het meisje, ‘Ik heb zojuist alles op feestboek gedeeld. En voor gratis cadeautjes komt echt iedereen; al was het maar omdat ze bang zijn om iets te missen of tekort te komen’. Een afgetobde man die zichtbaar betere tijden gekend heeft sluit op de woorden van het meisje aan: ‘Zo is het precies kerstman. Het gaat ze om de gratis cadeautjes. En ik kan het weten want ik zat vroeger in de reclame’.

Nu iedereen zo druk is met het lekkers en de cadeautjes besluit ik een stapje terug te doen. Alleen de uil heeft nog aandacht voor me. ‘Zo werkt het nu eenmaal, kerstman. Het gaat niet om het feest en niet om de terugkeer van het licht. Laat staan de diepere gedachte er achter. Het gaat ze er om dat ze iets gratis krijgen én het gaat ze er om dat ze er bij horen’. Zonder verder een woord te zeggen vertrek ik. Ik geloof dat ik begrijp hoe deze wereld werkt: Zolang iedereen aandacht krijgt én lekkers én cadeautjes én niet uitgesloten wordt gaat het best wel goed met al die verschillende mensen. ‘Weet je wat, ik kom ieder jaar terug met lekkers en cadeautjes voor echt iedereen. Dan zijn ze tenminste één avond in het jaar allemaal samen blij. Echt iedereen, wat voor kleur, geslacht of gezindte ze ook hebben’.

Na een paar uur lopen merk ik dat ik gezelschap heb. Ik herken wat gezichten en ik hoor wat stemmen uit lang vervlogen tijden. Een Romeinse keizer die ik ontwaar tussen Socrates, Machiavelli, Descartes en vele andere grote denkers zegt dat het nog steeds net zo simpel is als 2000 jaar geleden: ‘Brood en spelen voor het volk!’. De filosofen die naast de keizer lopen slaan slechts een zucht; tegen deze redenering kunnen ze niet op. Terwijl ze toch zo goed kunnen redeneren.

 

Ik schrik op uit m’n gedachte en merk met enige onthutsing dat ik met 22 man aan een prima kerstdiner zit. Ik ben in m’n eigen huis met m’n eigen familie. Het is reuze gezellig en dat zonder cadeautjes (maar wel met veel lekkers). Zou iemand m’n gedachten gehoord hebben? Ik denk het niet en dat is maar goed ook. Misschien moet ik m’n gedachten vanavond maar even voor me houden en me koesteren in deze gezelligheid. Misschien praat ik er nog wel eens over. Over hoe ik denk dat je heel misschien deze wereld een beetje mooier kunt maken………..

Rob Franse, december 2017

Zo bang om dom te lijken

En terecht! Waarschijnlijk ben je al op heel jonge leeftijd geconfronteerd met het effect van wat hoongelach met jou doet. En dat vindt jij niet fijn!

Vervolgens heb je een paar mogelijkheden. Allereerst kun je proberen nooit meer dom te zijn; niet op het gebied van kennis, niet op het gebied van communicatie en zeker niet op het gebied van je eigen gedrag. Succes er mee want het gaat je beslist niet lukken. Vervolgens kun je proberen om in ieder geval niet dom over te komen. Daar zijn verrassend veel tactieken voor (vraag maar aan de gemiddelde social media tiener) en het voorkomt veel hoongelach. Of het daarnaast wat andere vervelende effecten heeft voor jou en jouw omgeving laat ik even in het midden. Dan kun je er ook nog voor proberen te zorgen dat mensen jou niet uit durven te lachen, maar dat heeft pas echt enge effecten (van agressieve vechtersbazen tot ‘wacht maar tot ik de baas ben’). Je kunt je terugtrekken uit alle situaties waarin en waarom je uitgelachen kunt worden (iets wat verrassend vaak gebeurt). En je kunt er lak aan hebben (wat zeker niet iedereen altijd gegeven is).

Stel nou eens dat jij een goede mix van bovenstaande tactieken weet te gebruiken en dat je redelijk geaccepteerd in verschillende vormen van de samenleving weet te functioneren. Dan blijft er nog maar één vraag over: Wat vindt jouw eigen geweten nu van jou? Hoe gelukkig voel jij je nu? Is dit een basis van waaruit je verder kunt? Of voel je je al schuldig…… Voel je de burn-out al aankomen……..

Lastig niet waar?

Nu vraag jij je af hoe ik hier zo op kom. Nou, dat is heel eenvoudig. Ik ben actief als vrijwilliger en als bestuurder. In die rollen merk ik erg vaak dat mensen dingen niet doen, niet willen doen, juist willen blijven doen zoals ze het altijd al deden, niet uitgedaagd willen worden en al helemaal niet zoeken naar hoe het misschien beter zou kunnen. Neen, men wil eigen successen delen en vooral kritiek hebben op anderen (het bestuur voorop met een gemeente als goede 2e).

Dat is jammer. Jammer voor organisaties en voor de personen in kwestie. Jammer omdat je daarmee verwondering en twijfel, welke beide een basis zijn om verder te komen en tevredener te zijn, niet toelaat. Maar snappen doe ik het wel. Het kiezen voor eigen veiligheid en ‘het vertrouwde’ is er in al die jaren ingestampt! Je hebt ervaren, al is het maar een enkele keer, hoe ontzettend naar het gevoel is wanneer je uitgelachen wordt. Het ontneemt je daarmee de kans om verder te groeien. Heel jammer.

Of ik oplossingen heb? Afgezien van een verbod op uitlachen, pesten en het roepen van dingen als ‘afgang!’ of ‘wat ben jij dom!’? Ja zeker heb ik dat, ofschoon het antwoord niet zo eenduidig is. Het begint in ieder geval met het je realiseren dat iedereen met dit probleem worstelt. Anders gezegd: We zijn allemaal best wel dom op een flink aantal gebieden. Dat scheelt. De vervolgstap is het vinden van een omgeving die jou accepteert (en ja, daarvoor moet je altijd aanpassingen doen en het is niet altijd makkelijk; wees in ieder geval niet zo arrogant om te zeggen ‘ze moeten me maar accepteren zoals ik ben’). En van daar uit gaat het vooral om keuzes maken, beslissingen nemen, niet altijd alles willen, verwachtingen bijstellen en het ontwikkelen van kracht om je eigen keuzes –en de gevolgen daarvan- te accepteren.

Of ik in dit alles geslaagd ben? Wat denk je? Nee, natuurlijk niet! Maar ik ben wel veel verder dan 5 jaar geleden. En heel veel verder dan 25 jaar geleden. Misschien wel omdat ik m’n eigen beperkingen (en dat zijn er veel) wat beter ken én ze inmiddels accepteer. Dat geeft ruimte voor alles wat er verder is. En dat is heel veel. Wanneer je je daarover blijvend weet te verwonderen dan valt het best mee om te leven met je eigen dommigheden. Je lacht er zelfs wel eens om……..

Rob Franse, 7 december 2017